Vormingssnoei van de druivelaar of wijnstok

Mijn favoriete druivenrassen./strong>

medium_DSCN2529.JPGmedium_DSCN2530.JPG
medium_DSCN2531.JPG

ZOMERSNOEI druivelaar
De zomersnoei is bij de druiventeelt zeer belangrijk!
Per draagspoor wordt slechts één vruchtrank bewaard en per vruchtrank wordt slechts één tros bewaard.
large_HPIM5795.JPG
Alle draagsporen werden uitgedund tot op één vruchtrank en nu worden stelselmatig alle vruchtranken op één tros gezet.

Begin er nu aan, terwijl de groei van ranken nu nog overzichtelijk is.
We schrijven vandaag 23 april 2011 en voer de volgende werkzaamheden uit:
Per draagspoor ontwikkelen zich één, twee of meerdere vruchtranken, zie foto hieronder 2 vruchtranken per draagspoor.
medium_HPIM5773.JPG medium_HPIM5775.JPG
Breek de overtollige vruchtranken uit en bewaar er één.
large_HPIM5776.JPG
Je kan duidelijk zien dat de eerste tros of trossen reeds aanwezig zijn.
Kort de bewaarde vruchtrank in op twee bladeren boven de eerste tros. Neem een eventuele tweede tros en de hechtranken ook weg.
large_HPIM5777.JPG
Een ingekorte vruchtrank, op twee bladeren boven de eerste tros.
Opgelet, nijp niet alle vruchtranken van dezelfde druivenstok dezelfde dag in, indien je teveel jonge groei ineens wegneemt kan de groei van de plant stilvallen. Werk dus bij gedeelten: de sterkste vandaag, morgen een gedeelte en overmorgen.
Let ook op de mooie aankomende tros. Om bijvoorbeeld deze tros volwassen en rijp te zien worden, daarvoor doet een tuinier het.

En de zomersnoei gaat verder, de hele zomerlang.
Na het inkorten van de "vruchtranken" op 2 bladeren boven de eerste of beste, maar enige, tros per vruchtrank zullen zich in de oksels van de bladeren nieuwe scheuten ontwikkelen. Deze nieuwe zijscheuten noemt men "vleugels". Deze vleugels moeten weggenomen worden, zij worden "uitgebroeken". Neem de vleugels zo snel mogelijk weg. Hoe kleiner ze zijn, hoe makkelijker ze uitbreken en hebben ze minder voedingsstoffen verbruikt. Het geheel blijft ook veel overzichtelijker. Opgelet: De eindscheut van elke vruchtrank wordt niet weggenomen. Deze wordt ingekort op één half ontwikkeld blad.

medium_HPIM5802.JPGmedium_HPIM5803.JPG
medium_HPIM5804.JPG
medium_HPIM5816.JPGmedium_HPIM5817.JPG
medium_HPIM5819.JPG

Blijf de hele zomer lang alle vleugels wegnemen en kort de eindscheut van de vruchtrank telkens opnieuw in op één half ontwikkeld blad.

Ook de hechtranken van de druivelaar moeten regelmatig weggenomen worden. Vergeet dit karwei niet, hechtranken lopen met veel voedsel weg en zijn moeilijk te verwijderen eens ze zich vast gehecht hebben
medium_HPIM5833.JPG

Druivelaars of wijnstokken aanschaffen.
Indien je een druivelaar aanschaft, moet de stam op 20 cm hoogte minimum de dikte van een potlood hebben. Is de stam te dun of te zwak dan snoei je hem eind december terug tot op 2 goed ontwikkelde ogen. Bij de aanvang van het groeiseizoen behoud je dan enkel de sterkste scheut. Die wordt opgebonden en laat je vrijuit groeien. Zijscheuten die zich ontwikkelen worden getopt op 2 bladeren, nadien telkens op één blad.

Vormings- en wintersnoei van de druivelaar
Druivelaars kan je in verscheidene boomvormen kweken, hieronder geven we een overzicht van de belangrijkste boomvormen voor druivelaars.

1. Druivelaars met opgaande gesteltakken.

Rechtstaand snoer.

DSCN0002.JPG

U-vorm

DSCN0003.JPG

large_Druivelaar C _0.JPG
Palmet met drie gesteltakken.

Eerste snoei
De wintersnoei van druivelaars moet steeds, ten laatste begin januari beëindigd zijn. Beginnen doen we november/december, na de eerste nachtvorst, als alle bladeren gevallen zijn, dan zijn de planten in volle rust. Indien de sapstroom herneemt, wat half februari best kan en men zou dan snoeien, dan riskeert de plant dood te bloeden
De eerste snoei wordt dus ook in december/januari toegepast, indien voor de winter geplant werd. Indien je na de winter plant, wordt de plant niet ingesnoeid en zal de eerste snoei pas plaats vinden in november/december volgend jaar.

Voor de rechtstaande snoer en de U-vorm wordt de jonge plant ingekort tot op 2 goed ontwikkelde ogen. Voor het palmet met 3 gesteltakken op 3 goed ontwikkelde ogen.

DSCN0004.JPG

Gedurende het hierop volgend groeijaar vormen de verlengenissen van de gesteltakken zich. Het zijn er 1, 2, of 3 naargelang de gekozen vorm.
Op die omhoog gaande twijgen vormen zich ook reeds jeugdige ranken die we "vleugels" noemen. Die vleugels worden ingenepen op 2 bladeren en nadien bij het her uitlopen telkens op één blad. Het oog dat zich naast de vleugel bevindt, moet latent blijven. (Mag dus niet uitlopen). Uit die latente ogen zullen zich het volgend groeiseizoen de eerste vruchtranken ontwikkelen. Zie figuren 2b en 3a.

Bij het rechtstaand snoer, vormt zich tevens een tweede scheut, die we niet moeten gebruiken als gesteltak. Deze scheut uit het onderste oog is onze eerste vruchtrank en wordt ingekort op 2 bladeren na de eerste tros, dit is zowat na het 7de of 9de blad. Bij ontstentenis van een tros, gewoon inkorten op het 7de tot 9de blad.

De verlengenissen van de gesteltakken worden aangebonden eens ze 50 cm lang zijn, regelmatig op binden is een noodzaak. Eind augustus worden de verlengenissen ook getopt omdat het hout voldoende moet kunnen afrijpen.

Tweede snoei.
Tijdens de volgende winter, is december dus, worden de vleugels die we de vorige lente op 2 bladeren hebben ingenepen, volledig weggesnoeid.
Bij het rechtstaand snoer wordt de eerste vruchtrank, die ingenepen werd op 7 tot 9 bladeren, opnieuw ingesnoeid op 1 goed ontwikkeld oog Dit stompje heet vanaf nu onze eerste draagspoor. Figuur 3a.

Belangrijke opmerking.
Bij fruitbomen snoeien we gewoonlijk schuin boven het oog en zo kort mogelijk tegen het oog om geen kastokken te maken. Niet echter bij de druivelaar. Niet echter bij de druivelaar. Je merkt dat bij de druivelaar de ogen ingeplant zijn op een verdikking van de twijg. We knippen een halve tot een volle cm boven het oog, net boven de verdikking. Als we in de verdikking van de twijg knippen kan het oog uit drogen.

De verlengenissen van de éénjarige gesteltakken, worden volgens de onderstaande maatstaven, volgens hun sterkte ingesnoeid.

1. Hebben de éénjarige gesteltakken onderaan de dikte van een duim, , worden ze ingekort tot op 1,75 meter.
2. Hebben ze onderaan de dikte van een vinger, worden ze ingekort tot op 1,25 meter.
3. hebben de éénjarige gesteltakken onderaan de dikte van een pink, kort ze dan in tot op 75 cm.
4. Hebben de éénjarige gesteltakken onderaan slechts de dikte van een potlood, dan heb je slecht geboerd en worden ze ingekort tot op 2 à 3 ogen.

Tijdens het groeijaar volgend op de tweede snoei, vormen zich:
1. de nieuwe verlengenissen waarop we alle eventuele vleugels volledig en onmiddellijk uitbreken.
2. Uit de, vorige zomer, latent gebleven ogen, naast de vleugels die we tijdens de eerste winter volledig hebben weggenomen, vormen zich de vruchtranken, die we innijpen op 4 tot 6 bladeren boven de laatste tros die we wensen te behouden. Nijpen doen we telkens op een half ontwikkeld blad.

Het is aan te raden om maar één tros per vruchtrank te bewaren, vooral als er meer dan één gesteltak aanwezig is.

Aandacht : Na elke innijping, tijdens de zomer, vormt zich meestal uit het bovenste oog opnieuw een scheut. Deze nijpen we telkens op één blad terug in.

De vleugels die zich op de vruchtranken vormen, worden weggenomen, met uitzondering van de vleugel die zich ontwikkelt tegenover een tros. Deze wordt telkens op één blad ingenepen en doet dienst als saptrekker naar de tros.

De vruchtranken worden tevens regelmatig aangebonden en alle hechtranken (vanaf augustus) worden stelselmatig volledig weggenomen.

Derde snoei en volgende.
De verlengenissen van de gesteltakken worden nu gesnoeid volgens de ontwikkeling van onze vruchtranken:
1. Waren de vruchtranken in voldoende aantal en waren ze sterk genoeg, dan worden de verlengenissen gesnoeid volgens de hierboven aangehaalde maatstaven in de punten 1 tot 4.
2. Is dit niet het geval dan worden de verlengenissen korter en eventueel zelfs op 2 tot 3 ogen teruggesnoeid om de onderste gedeelten van de boom en de onderste draagsporen te versterken.

Alle draagsporen (vruchtranken) worden tot op één goed ontwikkeld oog teruggesnoeid. Indien de eindhoogte met de verlengenissen van de gesteltakken bereikt is, worden de verlengenissen steeds tot op één oog terug gesnoeid.

Vleugels worden steeds volledig teruggesnoeid, op voet van een paar milimeter.

DSCN0006.JPG

Zomertoestand één opgaande snoer.

2. Druivelaars met vlakliggende gesteltakken.
De snoei zelf loopt sterk paralel met de voorgaande. We onderscheiden:
1. enkelvoudige snoeren.
2. dubbele snoeren
3. palmetten

Eerste snoei
Het jaar van de planting,in januari, indien geplant werd in november; of het jaar na de planting indien geplant werd in de lente.

Snoei de jonge plant op twee goed ontwikkelde ogen en dan
- ofwel beide scheuten die zich ontwikkelen aanhouden als twee gesteltakken voor een dubbele snoer,
- ofwel de onderste innijpen op 7 tot 9 bladeren en behouden als eerste vruchtrank, de hoogst geplaatste scheut wordt dan onze gesteltak.
- De gesteltak(ken) in juni ombuigen en aanbinden. Eind juli wordt de kop van de gesteltak ingenepen, daarna telkens op één blad. De vleugels worden dan ingenepen op twee bladeren en vervolgens op één blad.

DSCN0007.JPG

Tweede snoei
Vanaf de tweede snoei is deze gelijk aan de snoei voor opgaande wijnstokken, met dien verstande dat de gesteltakken vlak aangebonden worden en de vruchtranken naar omhoog opgebonden worden (fig. hierboven). Ook het innijpen in de zomer gebeurt op dezelfde wijze.

Opmerking
De druiventeelt, zowel in de open lucht als onder glas (Hoeilaart - Overijsse), wordt wel beschouwd als een specialiteit, ze vraagt een degelijk vakmanschap maar vooral een prciese en zorgvuldige toepassing van de eigenlijk, niet zo ingewikkelde technieken.

Vooral de zomerzorgen moeten zeer nauwgezet en met veel gevoel worden toegepast. Het is precies dat 'gevoel', dat van een teler, al dan niet, een vakman maakt. Volledigheidshalve laat ik hier dan ook de zomerzorgen volgen.

Zomerbewerkingen bij de wijnstok.
Het spreekt voor zich, dat in een volwassen teelt, in januari, voor het zwellen van de knoppen, alle vruchtranken en alle verlengenissen op één oog werden teruggesnoeid.

1. Scheutdunning
als de jonge scheuten een paar centimeter lang zijn, worden alle scheuten ontsproten uit onderogen, uitgebroken. Er worden slechts één tot maximaal twee scheuten bewaard per draagspoor. Als de scheuten 15 tot 20 cm lang zijn, wordt de tweede en minst sterke scheut ook uitgebroken, zodanig dat er slechts één vruchtrank per draagspoor overblijft. Deze bewerking wordt uitgevoerd als de eerste tros per vruchtrank zichtbaar is. Bij voorkeur wordt die vruchtrank bewaard, die het dichtst bij de gesteltak staat.

2. Aanbinden
Onder glas worden de vruchtranken aangebonden zodra ze het glas raken. In de open lucht worden de vruchtranken aangebonden zodra ze 10 tot 20 cm boven de aanbinddraad komen, of zodra de vruchtranken op "één" gezet zijn.

Het is aan te bevelen eerst de sterkste en hoogst geplaatste vruchtranken aan te binden en pas enkele dagen later de andere.

Innijpen of toppen.
We nijpen steeds in op een half ontwikkeld blad. De vruchtranken worden ingenepen op 4 tot 6 bladeren boven de laatste tros die we wensen aan te houden. Dit gebeurt samen of kort na het aanbinden.

Om mooie trossen te bekomen is het bij de teelt in de open lucht wenselijk slechts één tros per vruchtrank aan te houden en wel deze die het eerst verschenen is. De rest wordt weggeknipt. Het maximum aantal trossen dat kan bewaard worden is 2 per vruchtrank

Alle hechtranken worden zo snel mogelijk weggenomen en de vleugels worden zo snel mogelijk op twee bladeren ingenepen, met uitzondering van de vleugel tegenover een tros, die we telkens op één blad innijpen.

Krenten
Na de bloei, wanneer de bessen de dikte van een erwt hebben, worden de trossen gekrent (uitgekorreld). Onder glas worden de bessen op 1 tot 2 cm gezet, in de open lucht op 0,5 tot 1 cm.

De kleinste en binnenste bessen worden er met een druivenschaar uitgeknipt.
De schoudertrossen moeten als afzonderlijke trossen beschouwd worden.

De bessen mogen niet met de handen aangeraakt worden. Derhalve wordt voor het krenten de tros in de gepaste positie gehouden, door middel van een zogenaamd druivenstokje, dit is een smal latje met aan de top een "V"-insnijding.

Opmerking teelt onder glas.
Om een goede afspening te verkrijgen moet gezorgd worden voor kloeke vruchtranken en optimale klimatologische omstandigheden: de dagtemperatuur moet liever niet boven de 25° C stijgen en de nachttemperatuur mag niet dalen onder de 18° C, terwijl tijdens de afspening een luchtvochtigheid van 80% aangewezen is. Daartoe zal men vanaf de bloei de druivenserre een paar maal blank zetten, d.w.z. de serre een tiental centimeter onder water zetten.

U ziet het, allemaal niet zo moeilijk indien maar met zorg en nauwgezet gewerkt wordt.
large_Druivelaar palmet_0.JPG
Druivelaar, palmet met vlakliggende gesteltakken.

large_HPIM5100_1.JPG
Druivelaar gesnoeid
HPIM5104_0.JPG
Snoei altijd 5 tot 10 mm boven het oog en vlak boven.
large_HPIM5107_2.JPG
Juist gesnoeid
medium_HPIM5108_1.JPG
Bij al de andere fruitbomen snoeien we schuin vlak boven een oog. Niet bij druivelaars dus.